Oost-Indische kers (Tropaeolum majus)

Herkomst

De Oost-Indische kers is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika, met name uit het Andesgebied van Peru en Bolivia. De plant werd in de 16e eeuw door Spaanse ontdekkingsreizigers naar Europa gebracht, waar hij al snel geliefd werd als sier- én eetbare plant.

Kenmerken

Oost-Indische kers is een snelgroeiende eenjarige plant met kruipende of klimmende stengels. De bladeren zijn rond en schildvormig, met een frisse groene kleur. De bloemen zijn meestal fel oranje, rood of geel, met een karakteristieke spoelvormige spoor aan de achterkant. De plant bloeit rijk van juni tot de eerste vorst.

  • Hoogte: 20 cm (struikvorm) tot 2 meter (klimmend)
  • Bloemen: trechtervormig, felgekleurd, eetbaar
  • Bladeren: rond, eetbaar, licht pittig van smaak
  • Groeit graag in de zon, op arme grond (dan bloeit hij het best!)

Toepassing

Oost-Indische kers is enorm veelzijdig:

  • Siertuin: borders, hanging baskets of als bodembedekker
  • Klimplant: tegen hekjes of tussen andere planten
  • Moestuin: lokt luizen weg van andere gewassen (nuttige plant!)
  • Eetbaar: bloemen en bladeren zijn decoratief en pittig van smaak, heerlijk in salades of als garnering

Wist je dat Oost-Indische kers een natuurlijke bladluismagneet is? Tuiniers gebruiken de plant vaak als lokplant, zodat bladluizen van andere gewassen afblijven. En dat niet alleen — de bloemen bevatten ook veel vitamine C!